SAHAND

NEDERLAND

‘Tegelijkertijd alles en niets zijn.’
RUMI

“Mijn vader is een heel wijze man, met zijn baard, zijn snor, zijn gedempte manier van spreken. Maar daarbinnen zit een brutaal duiveltje. Dit geldt ook als hij poëzie leest. Hij zocht vaak de korte passages van Rumi voor mij die deze brutale kant lieten zien.

Ik ben allergisch voor mensen die van hem een heilige willen maken. Dat doet zijn bijzonder menselijke kant teniet. Natuurlijk heeft hij een spirituele blik op dit leven en het volgende leven, en hoe je je moet verbinden met de wereld door te voelen, niet enkel te analyseren. Maar onder dat alles is een levend mens dat ook brutaal, gemeen, duister kan zijn. Ik houd juist van mensen die niet heilig zijn, dan voelt de wijsheid dieper.

Als ik een boek van Rumi oppak, is het voor mij heel moeilijk om het zo direct te lezen. Ook al spreek ik vloeiend hedendaags Perzisch, literair Perzisch is nog niets anders. Ik heb altijd een vertaler nodig. Mijn vader moet het me voorlezen, maar dat betekent ook dat ik niet alleen van Rumi geniet; door Rumi geniet ik ook van de band met mijn vader.

En op een bepaalde manier gaat het bij Rumi ook over verbintenis. Hij schrijft over de band die hij heeft met zijn vriend en leraar, Shams Tabrizi. In sommige aspecten van hun relatie zie ik de gelijkenis in mijn band met mijn vader.

De centrale en mooiste boodschap is dat zijn werk poëzie is. Dat betekent dat iedereen hem kan claimen en dat vind ik fantastisch. De Afghanen zeggen dat hij daar geboren is; de Iraniërs zeggen dat hij in hun taal schreef, hij was onderdeel van het Perzische Rijk; de Turken zeggen dat hij in Konya is gestorven en begraven, en dat hij daar de Soefie-beweging is begonnen. Het spreekt me ook aan dat de mensen die een beroep op hem doen nooit écht zijn poëzie begrijpen, omdat zijn poëzie voortdurend gaat over het nergens of juist overal zijn.”