IRIS

NEDERLAND

‘Voorbij het oordeel van goed en fout is een open veld, ik ontmoet je daar.’
RUMI

“Mijn moeder had een ernstige depressie en kon me daardoor niet altijd een stabiel en veilig thuis geven. Ik heb nooit iemand gehad die me kon zeggen wat waar of goed was in het leven, wanneer ik moet oppassen of aandacht aan iets besteden. Ik moest veel dingen zelf uitzoeken – en zelf veel fouten maken.

Toen ik ongeveer 16 was, heeft mijn moeder me uit huis gezet. Ik stond op straat, in pyjama. Ze had dat al veel vaker gedaan, maar dan wachtte ik tot ze de deur weer zou opendoen. Dit keer besloot ik niet langer te wachten. Dit keer dacht ik: “Zo is het genoeg, ik ga ervandoor,” en ik ging naar een vriend toe. Daar bleef ik een tijdje. Ik bracht mijn dagen door in de bibliotheek om boeken over filosofie en kunst te lezen. Daar maakte ik voor het eerst kennis met Rumi’s poëzie.

Toen ik zijn werk begon te lezen voelde het alsof ik uit de situatie werd gehaald waarin ik zat. Het was alsof ik me realiseerde dat ik maar een klein onderdeel ben van het universum, dat er iets veel groters bestaat.

Vorig jaar rond deze tijd was ik vrijwilliger in een kamp in Zuid-Griekenland, waar voornamelijk Syrische mensen woonden. Er was een familie met een baby en een zoon van drie jaar oud. Als vrijwilligers moesten we ze welkom heten, dekens en eten geven. Er werd ons verteld dat hun tent was platgebrand in een ander kamp; door de brand was hun baby zwaargewond geraakt en lag nu in het ziekenhuis. Maar we hoorden ook dat deze man gediend had in het Syrische leger. Mensen werden heel boos toen ze hem herkenden, en probeerden hem te vermoorden. Daarom werd hij en de familie overgeplaatst naar ons kamp.

Ze vertelden ons dit verhaal, maar het was niet zo duidelijk wat er nu precies was gebeurd. We verwelkomden de familie. Het stond buiten kijf dat we ze zo open mogelijk zouden verwelkomen. We verzamelden spullen om hun kleine huisje in te richten, gaven ze dekens en zetten koffie en thee. Op zulke momenten moet ik denken aan Rumi, aan zijn idee om oordelen achterwege te laten en een liefdevolle, open houding te hebben naar wie er ook op je pad komt. Dat is precies wat we aan het doen waren: iemand verwelkomen die misschien iets heel ergs had gedaan, maar die dringend hulp nodig had. Op dat moment realiseerde ik me dat Rumi me dat als leidraad heeft gegeven: om altijd zo open en zorgzaam mogelijk te zijn voor de ander.”